Geschiedenis

Little Paris, Poperinge tijdens de Eerste Wereldoorlog

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was bij de Belgische legerleiding reeds bekend dat Duitsland de Belgische neutraliteit zou schenden. Het Duitse plan bestond er in een sikkelbeweging door België en Nederland te maken en Frankrijk in de rug aan te vallen. Om de Duitsers een halt toe te roepen, werd de Fortengordel rond Luik versterkt en werd Antwerpen als bevoorradingspost aangewezen. Zowel Luik als Antwerpen werden echter snel overmeesterd door toedoen van de Duitse artillerie. Ter hoogte van de IJzer en in het verlengde ervan trokken de Belgische en Franse legers een defensieve stelling op. In een laatste poging het Duitse leger tot staan te brengen, gaf koning Albert het order de sluizen te openen, waardoor de IJzervlakte onder water kwam te staan. De eeuwenoude tactiek bleek te werken en de Duitsers boekten geen vooruitgang meer. Al snel begonnen ze daarom een nieuw offensief ter hoogte van Ieper. Daar hielden het Britse leger en diens bondgenoten echter stand. Het front kwam muurvast te zitten. Wat een “Blitzkrieg” moest worden, werd in realiteit een “Sitzkrieg”. Beide zijden groeven zich in en de loopgravenoorlog was een feit.

Voor de Britten en hun bondgenoten nabij Ieper was Poperinge de dichtste "veilige" stad. Hierdoor werd de stad het zenuwcentrum voor militaire operaties. Soldaten, bevoorrading, werkkrachten, informatie,... Alles wat richting Ieperboog ging, passeerde door deze stad. Voor de soldaten was Poperinge een plaats waar ze op verlof kwamen. Hoewel ze meestal sliepen in tentenkampen net buiten de stad (bijvoorbeeld in Krombeke, Proven en Reningelst), speelde hun uitgaansleven zich in de straten van Poperinge af. Poperinge, dat toen een 10000-tal inwoners telde, kreeg in geen tijd een kwart miljoen Engelstalige soldaten over de vloer. "Pop" veranderde daardoor natuurlijk sterk van uitzicht. Door de soldaten werd het wel eens een "klein Parijs" genoemd, gezien de overvloed aan (al dan niet geïmproviseerde) cafés, bordelen, cinema’s, concertzalen, clubs en andere oorden van entertainment. Het is binnen die context dat we Talbot House moeten situeren.

De historie van het Huis


Talbot House zelf werd halfweg de 18e eeuw door de notabele hophandelaarsfamilie Lebbe gebouwd. In 1911 kocht de brouwer Maurice Coevoet het Huis. Na een bominslag in 1915, waarbij geen gewonden vielen maar het Huis wel wat schade opliep, besliste hij met zijn gezin te vluchten naar veiligere oorden. Het Huis werd voor 150 fr. per maand verhuurd aan de 6e divisie van het Britse leger. Aalmoezenier Philip "Tubby" Clayton opende er een soldatenclub met als bedoeling een alternatief aan te bieden voor het vaak nogal dubieuze uitgaansleven in de rest van de stad. Aanvankelijk heette de club "Church House" maar op voorstel van kolonel Reginald May, en ondanks het protest van hoofdlegeraalmoezenier Neville Talbot, werd het Huis "Talbot House" genoemd. Deze naam herdenkt Gilbert Talbot, Neville's jongere broer, die sneuvelde op 30 juli 1915.

Gilbert werd het symbool van de opoffering van een "gouden generatie" jonge mannen. Tubby kreeg de feitelijke leiding over het clubhuis en zorgde er voor een erg huiselijke sfeer waar de strenge rangorde van het Britse leger niet gold. Aan de deur van zijn bureau, de Chaplains Room, hangt nog steeds een plakkaat waarop te lezen staat: "All rank abandon ye who enter here."

Die zin werd als het ware een van de peilers van het Huis. Wie er binnenkwam, kwam binnen als mens. Niet als soldaat of officier. Ook orders waren in Talbot House uit den boze. Tubby stond erop dat het Huis een plek moest zijn waar men de oorlog even kon vergeten. Het bordje naast de deur met daarop "To pessimists, way out!" spreekt in dat opzicht boekdelen. Het Huis hangt vol dergelijke bordjes, die in vele gevallen de nood aan het geven van orders wegnemen. Het zijn korte mopjes, die op subtiele wijze iets duidelijk maken. Een soldatenhuis leiden zonder tucht en discipline mag dan onmogelijk lijken, Tubby is er op deze manier toch in geslaagd.

Pool of peace, de rust na de oorlog

De Spanbroekmolen (Kruisstraat - Wijtschate) van de familie Deconinck torent hoog uit boven de heuvelrug van Wijtschate en Mesen. Toen in oktober 1914 Duitse troepen de molen in brand staken, vluchtten August en zijn broer naar Frankrijk. De strategische hoge positie werd fel bevochten en in januari 1916 begonnen Britse tunnelaars de oude molensite te ondergraven. Op 7 juni 1917 was het zover. Om 3u10 ’s ochtends ontploften 19 Britse mijnen onder de ‘Messines Ridge’. Bij de Spanbroekmolen zou de ontploffing door vijandelijke sabotage mogelijks luttele seconden te laat plaatsvinden, terwijl de stormloop al bezig was. Op de nabije begraafplaats kan je de graven van de al te ijverige Noord-Ierse jongens terugvinden. Stille getuigen van de grootste ontploffing ooit in België.

In 1929 organiseert Tubby Clayton zijn zoveelste pelgrimstocht naar de Ypres Salient. Nadat ze van het uitzicht op de Kemmelberg genoten hebben, wandelt een beperkt groepje via Sint-Elooi terug naar Ieper. Het is toen bij de ondergaande zon dat Tubby het idee opvat om de krater van Sint-Elooi te kopen. Hij lanceert meteen een oproep in de Times met als opschrift “A Pool of Peace: the last crater at St. Eloi”. In zijn pleidooi om er een vredesvijver van te maken voor het nageslacht, verwijst Tubby naar “een pool of peace, waar de toorn van de mens tot glorie van God verheven zou kunnen worden.”.

Terug in de UK leest de secretaris van een rijke oliebaron, Paul Slessor de oproep en schakelt zijn baas in. Dat is Lord Wakefield of Hyth, de toenmalige eigenaar van Castrol Oil. Wakefield wil de krater kopen en stuurt Slessor naar Ieper om de zaak te regelen. Als Slessor namens Wakefield ter plaatse inlichtingen gaat inwinnen, wordt ook het advies van de Britse oorlogsgravendienst, the Imperial War Graves Commission, gevraagd. Zij stellen echter al snel de Spanbroekmolen voor als een beter alternatief. Na lange en moeizame onderhandelingen koopt Wakefield van 6 verschillende eigenaars percelen grond aan waarop de krater gelegen is. Op 1 april 1933 verkoopt hij de krater voor een symbolische frank aan de vzw Talbot House, de huidige eigenaar.

De krater, van meet af aan bekend als de Pool of Peace, wordt op 2 juni 1992 als monument beschermd. Soldaten die hier streden, zullen wellicht nooit vermoed hebben dat jaren na de catastrofale ontploffing het gebied een oase van vrede en rust zou worden. De natuur heeft op schitterende wijze het litteken van de oorlog weten te helen.

WWI - Digital Guest Book

Blader door het digitale gastenboek van Talbot House en leg jouw link met het verleden bloot. In deze online database ontdek je wie de bezoekers van het Huis waren, wat hun rang was en tot welke eenheid ze behoorden.
Het register is gebaseerd op de Visitors' Books en Communicants' Rolls die sinds de opening van Talbot House op 11 december 1915 gebruikt worden, nieuwe namen worden voortdurend toegevoegd.
Dit project, LANDSCAPES | Feel Flanders Fields, is tot stand gekomen in samenwerking met Westtoer.