Het leven en de nalatenschap van Dr. Leonard Browne
Dr. Leonard Browne, liefkozend “Browno” genoemd, was een toonaangevend figuur in de geneeskunde en psychiatrie en was van het grootste belang voor Talbot House en Toc H. Hij werd geboren op 22 mei 1887 en wijdde zijn leven aan het genezen en helpen van anderen, tot hij op 15 mei 1960 op 72-jarige leeftijd overleed. Hij liet zijn vrouw Violet en drie kinderen achter, van wie er twee als arts in zijn voetsporen traden.
Vroeg leven en opleiding
Browne groeide op in Sedbergh (Cumbria) en studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Durham. Als senior huisarts werkte hij onder andere in de Royal Victoria Infirmary en de Newcastle Dispensary. In 1913 behaalde hij zijn M.D. (Doctor of Medicine), met een gouden medaille. Zijn geloof bracht hem naar het ziekenhuis van de Church Missionary Society in Caïro, waar hij als assistent-chirurg aan de slag ging. Maar bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trad Dr. Browne toe tot het Royal Army Medical Corps (R.A.M.C.) en diende hij in Frankrijk en Vlaanderen.
Connectie met Talbot House en Toc H
Browne bood zich aan om de boekhouding van Talbot House te beheren, een uitdagende taak gezien Tubby's chaotische administratie. Ondanks zijn slechte gezondheid verleende hij ook medische zorg aan de Railway Troops. Tubby vergezelde hem vaak naar deze Railway troepen. Terwijl hij in 1918 in zijn hut in Proven verbleef, werd Tubby zelfs aalmoezenier van de Railway Troops.
Als dokter kon hij bepaalde “regelingen” treffen zodat sommige personeelsleden langer in Talbot House konden blijven. Bovendien hield hij de gezondheid van Tubby in de gaten, waarbij hij Pettifer vaak de leiding gaf om ervoor te zorgen dat Tubby het rustig aan deed.
In 1917 werd het Talbot House Committee opgericht om Talbot House te runnen. Browne werd aangesteld als penningmeester. Hij moest echter na een maand terugkeren naar Engeland wegens gezondheidsproblemen.
Hij hield nauw contact met Tubby en schreef hem verschillende brieven. Op 11 september 1917 schreef hij:
Ik kan niet alles zeggen wat ik voor jou en T.H. voel; m’n gevoelens zijn te diep om uit te drukken. Maar ik kan je wel zeggen dat m’n vriendschapswerk bij jou één van de gelukkigste ervaringen was die ik ooit had. En het prachtige is dat de vriendschap nog maar aan het einde van z’n eerste jaar is. Moge zij nog vele jaren duren! Misschien kunnen we ook samenwerken, ik hoop het. Ik heb het gevoel dat m’n woorden maar magertjes en ontoereikend zijn, maar jij kan de gaten wel vullen want je kent me goed genoeg. (Eerste Halte, p. 376)
Browne was ook een van de oprichters van Toc H en bleef tot aan zijn dood zeer betrokken. Hij was lid van de Old House Committee, een speciaal opgerichte subcommissie van het hoofdbestuur van Toc H. In 1930-'31 trad hij op als financieel administrateur tijdens renovatiewerkzaamheden en hielp hij bij de organisatie van de bedevaarten. Andere leden van het comité waren Paul Slessor (secretaris) en Tubby Clayton. Toen dit afgerond was, reisde hij door het land om het Huis als bedevaartsoord te promoten bij de Toc H-afdelingen. Hij deed dit vele jaren lang.
Toen het Huis in 1931 door Lord Wakefield werd heropend, was Dr. Browne ook aanwezig. Hij leidde een gebedsdienst 's avonds op de overloop van de tweede verdieping (zoals hij zo vaak had gedaan in WOI).
Vanwege zijn grote betekenis voor het Huis en Toc H werd in 2006 een kamer in de Garden House naar hem vernoemd.
Afdeling van de Church of England Men's Society (C.E.M.S)
Een andere organisatie waar Browne tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol speelde, was de Church of England Men's Society. Via het 'mededelingenbord' werd in januari 1916 een oproep gedaan aan soldaten om lid te worden van de organisatie. Ongeveer 50 mannen zetten zichzelf op de lijst. Ze kwamen elke zondag om 17.00 uur bij elkaar voor 'thee en zaken', gevolgd door een dienst in de kapel. De organisatie was wijdverspreid in Engeland en hield zich bezig met sociaal en educatief werk (voor de 'Church of England').
Toen Browne verantwoordelijk werd voor de afdeling, bloeiden deze bijeenkomsten op. Veel van die mannen vonden later hun roeping tot het priesterschap. Browne volgde dat allemaal administratief op. Hij werd zelf tot diaken gewijd in 1923.
Tavistock Clinic
Na de Eerste Wereldoorlog was Dr. Browne een van de eerste medewerkers in de Tavistock Clinic voor Functionele Zenuwstoornissen. Hij verwierf een reputatie als succesvol adviserend psychotherapeut, behandelde shell-shocked soldaten en droeg bij aan de geestelijke gezondheid. Zijn werk naast Dr. Hugh Crichton-Miller en andere pioniers in de “Nieuwe Psychologie” maakte hem tot een sleutelfiguur in de psychotherapie.
Hij was een zeer gerespecteerd staflid en docent aan de Tavistock Clinic tijdens het interbellum. Hij blonk uit in commissies en beleidsvorming en bracht kalmte, wijsheid en humor in de discussies. Zijn gezond verstand maakte de discussies levendiger en effectiever. Met zijn christelijke achtergrond en ervaring was hij een veelgevraagd persoon voor veel samenwerkingsverbanden en onderwijsactiviteiten tussen de psychiatrie en de geestelijkheid.
Na de Tweede Wereldoorlog steunde Browne veranderingen in de Tavistock Clinic, die later het Institute of Human Relations werd. Hij zat vele jaren in de raad van bestuur en was een tijdje vice-voorzitter. Vanwege zijn leeftijd kon hij geen klinische rol aannemen onder de National Health Service Act, dus eerde de Tavistock Clinic hem door hem ereconsulent-psychiater te maken.
Browne hielp ook op andere manieren de geestelijke gezondheid te bevorderen. Hij steunde het London Mental Health Congress in 1948 en gaf lezingen voor de World Federation for Mental Health in verschillende steden in de V.S. en Mexico.
Mark VII
Na de oorlog werd Browne lid van Mark VII, een Toc H Club in Fitzroy Square, Bloomsbury, Londen. De club werd begin 1923 geopend. Mark' was in oorlogstijd een uitdrukking om opeenvolgende modellen te onderscheiden (bijv. geweren, kanonnen, tanks ...). Mark was daarom de zevende Toc H Club.
Het huis combineerde verschillende functies. In de eerste plaats was het een soort hostel waar een grote verscheidenheid aan mannen samenleefde. Er was plaats voor vierentwintig bewoners en tien gasten. Ze betaalden wat ze konden en legden zich toe op een of andere vorm van dienstverlening in hun vrije tijd. Het was een clubhuis waar zowel leden als vreemden welkom waren op wekelijkse gastenavonden in een informele sfeer en waar ze lessen, lezingen of vergaderingen konden bijwonen.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog meldde Browne zich opnieuw vrijwillig voor dienst bij het Royal Army Medical Corps (R.A.M.C.). Hij deed belangrijk werk als commandopsychiater voor Eastern Command en het London District. Hij hield toezicht op experimenten met “bataljons van jonge soldaten”, hielp bij de personeelsselectie en adviseerde bevelhebbers over zaken als moraal en delinquentie.
Na de Tweede Wereldoorlog
Van 1946 tot 1949 vertegenwoordigde Browne North Kensington in de London County Council en van 1949 tot aan zijn dood was hij wethouder van de county. Daarnaast was hij vicevoorzitter van de raad in 1957-8.
Als voorzitter van de subcommissie voor speciaal onderwijs van de L.C.C. was hij in staat om geïnformeerde hulp verlenen aan de zaak van kinderbegeleiding en gehandicapte kinderen in Londen.
Browne was ook bekend in het politieke leven van Londen. Als oud-Fabian was hij vele jaren lid en later wethouder van de St. Pancras Borough Council.
Erfenis en invloed
Dr. Browne was niet alleen een briljante arts, maar ook een meelevende en toegewijde christen-socialist. Hij was een dierbare vriend en collega, met wijze raad en steun. Tot zijn nalatenschap behoren zijn bijdragen aan de psychotherapie en zijn werk met het Army Ordination Candidates, waarbij hij officieren en soldaten hielp bij hun spirituele reizen.
Zijn leven was een bewijs van zijn toewijding aan dienstbaarheid, zowel in de geneeskunde als in zijn gemeenschap. Zijn bijdragen worden nog steeds herdacht en gevierd en weerspiegelen de diepe impact die hij had op de mensen om hem heen.
Bronnen:
British Medical Journal. (1960, 28 May). L.F. Browne, M.D. 1664-1665.
Clayton, P.B., ‘Browno’, in Toc H Journal 1960, p.237-238.
Louagie, J. (2024), The Pilgrim’s Way - Talbot House in the interwar period
Nolf, K., & Louagie, J. (1998). De eerste halte na de hel: Talbot House, Poperinge. Lannoo.

