Het magische tapijt - Barcaly Baron
In dit verhaal vertelt Barclay Baron ons het avontuur van het ‘magische tapijt’, waarbij een eenvoudige tapijtlevering uitmondt in een komedie vol grensovergangen. Wat een rustige reis naar Poperinge had moeten zijn, verandert in een aaneenschakeling van douanecontroles, verbaasde ambtenaren en misverstanden.
'Talbot House, Trinity Square aan de lijn. Zou u graag een van onze tweedehands tapijten willen voor the Old House in Poperinge? Oké, het staat morgenavond voor je klaar in de vestiaire in St. Pancras.' Wat zou er eenvoudiger of vriendelijker kunnen zijn dan dit? Een bovenmaats bruin papieren pakket, dat op de schouder van een spoorwegportier balanceerde, ging aan boord van de Tilbury-boottrein en werd keurig overgeladen op de SS Flamand, met bestemming Duinkerke. De kajuiten zijn klein, maar het grote pakket vond een plaatsje op de vloer buiten het kantoor van de purser. Het diende als zitplaats voor een dwerg, een kleine toerist met een diepe basstem, toen alle slaapplaatsen op het schip al lang bezet waren. De volgende morgen slingerde een Franse bode ons pakket aan land, niet zonder gevaar voor de passagiers in de doorgang. Toen begon de pret.
Op de balie van de douane lag het bruin papieren pakket naast onze koffers netjes en naamloos te wachten op de goedkeuring van le douanier. Uiteindelijk kwam hij ernstig aan met een bleek gezicht en roze krijt in zijn hand. 'Wat is dit?', vroeg hij. 'Un vieux tapis,' antwoordde ik nonchalant, 'très usé.' 'Maak het open.' Ik scheurde ongeveer een halve meter bruin papier van het uiteinde van het pakket. Hij ging weg om zijn bevelhebber te halen, die vanaf het begin een heel zwaarmoedige kijk had op de situatie: 'We moeten dat tapijt zien', zei hij streng.
Wij tweeën werden persoonlijk achter de balie geleid. We kregen de opdracht de touwen los te maken en de schat, van zo'n 4,5 bij 3,6 meter, op de buitengewoon vuile vloer van het douanekantoor uit te spreiden. Die nogal onaantrekkelijke ruimte zag er nog nooit zo mooi gemeubileerd uit. Maar de 'onthullingen' waren ronduit teleurstellend: ons tapijt was niet gevoerd met gesmokkelde kant, noch was het bekleed met pakjes cocaïne, noch werd het gebruikt om een vat whisky te verbergen.
'Waar gaat dit tapijt naartoe?' vroeg de hoofdofficier, nu ondersteund door drie gewone personeelsleden. 'Naar België.' 'Waar in België?' 'Naar Poperinge.' 'Waar is dat?' 'Poperang', probeerde ik in het Frans. 'Po-peringa', waagde ik daarna in het Vlaams. 'Wat gaat u ermee doen daar?' 'Op de vloer leggen.' 'Welke vloer?' 'De vloer van Talbot 'oeze, de la Maison Tahl-bott.' 'Wat voor een maison is dat?' Ik wierp een vluchtige blik door het raam en zag de passagiers ongeduldig hun hoofd uit de trein naar Hazebroek hangen. De machinist kon op elk moment beslissen om te vertrekken. Het was duidelijk niet het moment voor de gebruikelijke toespraak van vijftig minuten over Toc H en zijn oorsprong, doelen en idealen. 'Een thuis van Britse officieren,' zei ik opgewekt, 'een huis voor de Britse oorlogsveteranen.' De Entente Cordiale, een verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, heeft een zwakke schakel: de douane doet niet aan vriendelijkheid. 'Uw papieren', zei de officier kortaf. Voor de tweede keer die ochtend toonden we onze paspoorten. De officier keek vluchtig naar de voorpagina van dat van Herbert. 'Majoor?' snauwde hij. 'Wat voor majoor?' In het Franse Leger verwijst Majeur namelijk specifiek naar het Medische Korps.
'Un commandant van het Britse Leger,' zei ik, 'oorlogsveteraan in de Eerste Wereldoorlog.'
Hij bladerde naar de tweede pagina, waar Herberts beroep in vredestijd, tot mijn ongenoegen, omschreven werd als 'Importeur'. De norse blik van de officier lichtte ineens op in volle glorie. 'Ha!' zei hij. 'Importeur van wat? Van tapijten?'
Ik had geen flauw idee, maar het is belangrijk om het gesprek aan de gang te houden in detectiveverhalen. 'Oh nee, monsieur,' zei ik, 'pas de tout de tout! Importeur van eieren, miljoenen eieren naar China en Sumatra en Schotland en-'
De officier moest de eieren met zijn eigen ogen zien en handelde snel. Hij zette twee extra reservisten in, de een met een kepie, de ander had zelfs koperen knopen en een bajonet. 'Fouilleer deze mannen', beval hij.
Onze situatie begon indrukwekkende proporties aan te nemen. Een groepje portiers met blauwe tunieken grinnikte genotvol rond de balie van het douanekantoor. Sommige passagiers keken gechoqueerd en fluisterden zachtjes 'Moskou'. Alle douaniers die wakker of half wakker waren op het station van Duinkerke om 6 uur 's ochtends, leken ter plaatste te zijn om een vuurpeloton te vormen. We werden met een passende ceremonie geëscorteerd over het tapijt dat we net met onze eigen handen hadden uitgerold. We hadden allebei een verschrikkelijke drang om ermee te lachen. Ik herinner me dat ik me afvroeg hoe vaak leden van de koninklijke familie hun lach moeten inhouden als ze in het openbaar door douaniers over een rode loper geëscorteerd worden.
Een deur waarop stond 'Onderzoek - Mannen' werd voor ons geopend en achter ons gesloten. Onze vriend met de bajonet leunde ertegen, terwijl zijn collega het werk voortzette. De kleine kamer was uitermate ongezellig. Het enige meubelstuk was een bed, of iets met dezelfde afmetingen, bedekt met een niet uitnodigend bruin deken. Ik vroeg me af of het stationspersoneel daar om de beurt ging dutten, wanneer het niet bezet was door internationale misdadigers die een derdegraadsverhoor ondergingen.
'Handen omhoog!' Dat deden we. Onze vriend fouilleerde de voorkant van mijn lichaam van top tot teen. Hij vond twee brieven, een uurrooster en een pakje pijpenragers in mijn borstzak. Hij bromde, stak ze terug en ging door. Hij kwam bij de knieën van mijn pofbroek en vond ze erg vermakelijk. Een gat in mijn zak had er namelijk voor gezorgd dat één knie gevuld was met een handvol Frans kleingeld, dat bij het schudden 'Old Hundredth' in een falset speelde. Deze ervaren onderzoeker ziet de mens blijkbaar als een tweedimensionaal voorwerp. Als onze ernstige vrienden ook de achterkant van mijn lichaam hadden gefouilleerd, dan zou hij de cognacfles, die uit mijn achterzak stak, niet gemist hebben. Hij negeerde mijn achterkant - waarschijnlijk was hij nooit in de Verenigde Staten geweest.
Toen de 'grondige fouillering' voorbij was, werden we terug naar de balie geleid. Het vuurpeloton stond daar nog steeds rondom onze geopende paspoorten in onheilspellende ernst. Ondertussen hadden ze de tijd van de Franse regering echter niet verspild. Twee van hen schreven met potlood pagina's vol in notitieboekjes. De anderen gaven advies en aanmoediging waar de muze tekortschoot. Ze schreven geschiedenis, een betrouwbaar transcript van elke inklaring op onze paspoorten. Gelukkig zijn we geen van beide wereldreizigers. Desondanks moesten we hen helpen in geval van twijfel. 'Geldig voor Spanje en de Republiek van Angorra', schreef monsieur ijverig. Het was een vleiende imitatie van de Britse paspoortdienst, waarvoor Andorra onbekend gebied was in 1922. 'Als de passagiers de omgeving van Köln Hauptbahnhof wensen te verlaten', schreef de geduldige kopiist, 'moeten ze zich melden bij de militaire politie', hij gaf me een norse blik, 'in Köln Hauptbahnhof.' 'Vorbehaltlich der Aufenthaltsgenemigung der zustaendigen…', de kopiist zuchtte, gaf het bij deze zin op en bladerde naar pagina 9. Daarop stonden 8 paarse ovalen die beweerden dat ik op 1 september 1922 in Dieppe was aangekomen, in oktober 1923 in Calais, in maart 1928 in Duinkerke. Het bleef doorgaan tot het haast misselijkmakend werd en dat was ook het geval op minstens een van die gelegenheden. Alle 8 stempels waren in een andere richting gezet, elke stempel overlapte ten minste 2 andere en sommige waren nooit echt leesbaar geweest. Daardoor moest pagina 9 constant omgedraaid worden voordat de kopiist dat deel in zijn notitieboekje had ingevuld. Op pagina 10 stond een woord of twee in het Deens en het portret van een apoplectische adelaar ondertekend door de luchtvaartpolitie in Berlijn. Dat wekte veel interesse op bij de douaniers in Duinkerke. Wanneer het over Italië ging, werd de zaak die tot nu toe maar zwak was, ingewikkelder. De bedroevende argwaan tussen de Romaanse zusterlanden kwam naar boven. Een paarse stempel las 'Venezia' in kleine letters bovenaan. Vanonder stond in een vetter lettertype het woord 'Sbarcare', wat overeenkomt met niets minder dan ‘débarquement’ of 'aangekomen'. 'Waar is Sbacare?', vroeg de officier streng.
'Een klein visdorpje in het zuiden van Italië', antwoordde ik plechtig. De geduldige kopiist schreef 'Sbarcare, petit village en Italie' in zijn notitieboekje.
Mijn paspoort daarentegen was een makkie in vergelijking met dat van Herbert. Zijn pagina's waren namelijk versierd met paarse stempels in Turkse en Griekse tekens. De trein naar Hazebroek floot en door het raam van het kantoor kon je de passagiers vol verwachting zien zitten. Er werd unaniem besloten dat er op dat moment geen tijd was om Turks of Grieks te leren. Met dezelfde sombere ernst waarmee het hele ritueel was uitgevoerd, sloot de officier zijn geliefde notitieboekje en gaf hij ons onze paspoorten terug. We bedankten hem hartelijk en onderdrukten de oprechte neiging om hem de hand te schudden.
'En nu eropaf!' zei Herbert, terwijl hij met stevige passen naar de deur liep. Onze vriend met de bajonet versperde de weg. We kregen meegedeeld dat er nog veel te doen was. Gevangenschap? Niet voor ons, maar voor onze bagage. Een enorme groene stoffen zak, perfect als transportzak voor een reus van Neville Talbots formaat, werd tevoorschijn gehaald. Het losjes opgerolde tapijt gleed moeiteloos naar de bodem ervan en de koffer van Herbert kwam erbovenop. Toen werd duidelijk dat mijn eigen koffer en twee grote pakketten met ingelijste foto's voor the Old House er niet meer bij pasten. Verschillende douaniers probeerden de foto's erbij te steken en ik hoorde het gebroken glas vrolijk rinkelen. Achteraf bleek dat er gelukkig slechts zes glazen waren gesneuveld.
Onze vriend met de bajonet had zich teruggetrokken, maar keerde nu terug met in de ene hand een ketting van grote zilverkleurige kralen en in de andere een enorme ijzeren tang. Hij had daarmee ongetwijfeld eender welke bekentenis van ons kunnen afdwingen als hij ze roodgloeiend tevoorschijn had bovengehaald in de kamer met het opschrift 'Onderzoek - Mannen'. De opening van de groene zak, de koffer en de pakketten werden nu met grote zorg vastgebonden alsof ze bestemd waren voor een verre reis naar Azië. De zilverkleurige loden kralen werden moeizaam aan alle losse uiteinden van het koord geregen. Met de grote tang werd daarop het zegel van de Franse Republiek gedrukt. Zo werd onze bagage officieel geregistreerd voor transport naar Godewaarsvelde, waarvan de pelgrims uit Poperinge weten dat dat het laatste station is aan de Franse kant van de grens. Gezien het feit dat 8 douaniers met grote statigheid aan deze handeling hadden meegewerkt, was het de 17 Franse frank 50 centimes ruimschoots waard. Voorafgegaan door onze groene zak en gevolgd door onze schitterende entourage, vormden we uiteindelijk een indrukwekkende stoet van het douanekantoor naar de wachtende trein en werden we hardhandig in een coupé begeleid. Pas toen de trein in beweging kwam en de ernstige gezichten van onze erewacht vervaagden, vonden we het gepast om te ontspannen en hardop te lachen.
In Godewaarsvelde, of 'Gerty wears velvet' als de ex-militair dat nog steeds verkiest, inspecteerden de Franse douaniers opnieuw onze bagage, maar ons tapijt liet hen koud. De conducteur van de trein maakte er geen probleem van om het door te laten naar Poperinge. In Abele, het Belgische grensstation, verzocht de Vlaamse rijkswachter ons om naar de bagagewagon te komen. 'Nu', fluisterde ik tegen Herbert, 'begint alle pret opnieuw.'
De rijkswachter liet zijn blik op de groene zak vallen. Hij gaf er bij het voorbijgaan een minachtende schop tegen en greep een van de papieren pakketten. 'Wat is dit, monsieur?' 'Foto's', zei ik, wetend uit eerdere ervaring in Abele wat de volgende stap zou zijn. 'Ah, foto's! Die moeten mee naar het kantoor, alstublieft.' Zij gingen en wij volgden.
Het is namelijk zo dat drukwerk dat België binnenkomt, belastbaar is en Abele heft en int die belasting met volle overtuiging. Hier komt hogere wiskunde aan te pas en de trein moet daarop wachten. Het belastingtarief is prachtig gegradeerd in verhouding tot het aantal kleuren waarmee een afbeelding gedrukt is, of het nu met een, twee, drie, vier of meer kleuren is. Zodra le douanier zijn boek heeft geraadpleegd en de belasting op een driekleurendruk tot meerdere decimalen heeft berekend, kwakt hij je foto op de weegschaal en rekent hij ook kosten aan voor het gewicht van het kader en het glas, die eigenlijk helemaal niet belastbaar zijn. Het mooiste aan dit systeem is dat het werkt.
Het pakket lag op de balie en ik was aan het prutsen met de knoop in het touw. 'Eén kleur', zei ik en ik voegde eerbiedig toe: 'Een portret van Zijne Majesteit, de Koning der Belgen.' Dat was vreemd genoeg de waarheid. De rechterhand van le douanier schoot bijna naar de klep van zijn pet. 'Dank u wel, meneer', zei hij. 'Dat zal het zijn.' Regerende vorsten genieten, zelfs in beeltenis, dezelfde immuniteit als diplomaten, maar zij nemen niet altijd een tapijt mee de grens over wanneer ze reizen.
De trein denderde eindelijk Poperinge binnen. Verlangend naar koffie en omeletten sleurden we de grote groene zak uit het station, over de kasseistraat en in de auto van M. Dumortier. Tien minuten later rolden we het magische tapijt uit, dat nu de overloop op de eerste verdieping van Talbot House versiert. Zoals bijna elk ander meubelstuk in the Old House heeft ook dit zijn eigen verhaal, hoe bescheiden het ook is.
Wat de grote groene zak van de Franse Republiek betreft, die wacht op het volgende bezoek van Neville Talbot in Poperinge. Misschien is het niet de eerste keer dat hij in een 'geleende' slaapzak geslapen zal hebben.
Tegen de tijd dat het tapijt Talbot House bereikt, heeft het meer achterdocht, zegels en papierwerk dan een kleine oorlog doorstaan. Barons verhaal bewijst dat zelfs de meest bescheiden klusjes onvergetelijke avonturen kunnen worden – als je bureaucratie met een goede portie humor tegemoet treedt.
Graag bedanken we de studenten Business Translation & Interpreting van UCLL (Leuven) en hun docente Eline Delauré voor bovenstaande vertaling.
Bronnen:
Louagie, J. (2024), The Pilgrim’s Way - Talbot House in the interwar period