The Red Book
Eén van de meest waardevolle stukken uit de collectie van Talbot House is het zogenaamde ‘Red Book’. Tubby gaf deze naam aan een boek met een rode leren kaft, waarop in gele verf de woorden “Talbot House – Communicants Roll – Easter 1916” zijn geschilderd.
Bij nader inzien dekt deze titel de lading niet volledig. Het opschrift ‘Easter 1916’ is misleidend, want het ‘Red Book’ beslaat de periode van december 1915 tot december 1918. Daarnaast bevat het zo’n 230 namen uit de periode mei-november 1915, toen Tubby aalmoezenier was in het No.16 General Hospital in Le Tréport. Sommige van deze mannen zouden hem trouwens later komen opzoeken in Talbot House. Ook toen hij in juli en augustus 1916 als patiënt (en aalmoezenier) verbleef in No. 7 Stationary Hospital voor officieren in Boulogne, noteerde hij ijverig de namen van een honderdtal communicanten.
Verder bevat het ‘Red Book’ niet alleen de namen van officieren en ‘other ranks’ die in Talbot House de communie ontvingen, maar ook van zij die er gedoopt en geconfirmeerd werden, van organisten en misdienaars, en van zij die er de wekelijks samenkomsten bijwoonden van de ‘Church of England Men’s Society’, een organisatie gericht op educatief en sociaal werk. Verder werden ook de namen en adressen genoteerd van de mannen die zich in Talbot House kandidaat stelden om een priesteropleiding te volgen. Alles samen gaat het over 820 manschappen, van wie de kleine helft eigenhandig z’n naam in het boek noteerde.
In 1931 schreef Tubby het volgende over het ‘Red Book’:
Het boek of (op zeer drukke dagen) aparte blaadjes papier, lagen op de tafel op de tweede verdieping onderaan de trap naar de kapel. Officieren en manschappen kwamen samen rond deze tafel en noteerden hun naam wanneer ze terugkwamen van de ‘Upper Room’. Terwijl ze dit na de viering deden, volgde ik ze vaak de kajuitstrap af en begon daar met deze of gene man een praatje te maken, of gaf oude vrienden en nieuwe een hand bovenaan de trap die naar de eerste verdieping leidde. Je kan je afvragen hoe het komt dat slechts 3000 handtekeningen of namen bewaard gebleven zijn. We moeten inderdaad beseffen dat vele mannen, sommige van de allerbeste, veel te verlegen waren om hun naam achter te laten. Ze waren het niet gewoon om dit te doen in om het even welke kerk of ze waren gehaast; of ze hadden gewoon het gevoel dat, zonder een duidelijke reden, ze het gewoon zo konden laten en ze lieten anderen die dat graag wilden hun naam neerschrijven. De enige manier om Engelsen een uitnodiging te laten aanvaarden, is door hen ervan te verzekeren dat het een oude gewoonte is die nu nieuw leven wordt ingeblazen.
Omdat er vaak heel veel volk – regelmatig meer dan 200 man - aanwezig was bij de diensten, gebruikten de communicanten ook losse blaadjes om hun naam te noteren. Sommige ervan werden later door o.a. personeelsleden van Talbot House overgeschreven in de ‘Red Book’. Tubby deed zijn uiterste best om deze blaadjes te bewaren, wat niet eenvoudig bleek te zijn:
Wat gebeurde er verder met de blaadjes met de handtekeningen en thuisadressen? Wanneer ze getekend waren, werden ze verzameld in twee onwaardige zandzakken in mijn kast. Zandzakken werden voor bijna alles gebruikt en toen Lord Northcliffes departement van geallieerde publiciteit Talbot House met hun literatuur probeerde te overspoelen, werd die ook in zandzakken gestopt en sommige daarvan werden ook in mijn kast opgestapeld. Enkele weken later, nadat Kemmel gevallen was en het leven onzekerder werd, waren we gedwongen om een wal van zandzakken te bouwen over de marmeren drempel aan de voorkant van het Huis. De wal werd inderhaast opgesteld met zandbakken uit mijn kast, alsof ze iets stevigers bevatten dan propagandapamfletten. Eén zandbak vol met blaadjes van de ‘Communicants’ Roll’ werd door een vreselijke vergissing gebruikt als onderdeel van deze wal en is nooit teruggevonden. Zo’n 2000 handtekeningen zijn hierbij verloren gegaan. Met Wapenstilstand werd de andere zandzak terug naar huis gebracht en werd de inhoud eruit gehaald. Het leverde de enige lijst met namen en adressen van de stichtende leden, waaruit de kern van het naoorlogse Toc H werd gevormd. (P.B. Clayton)
Wanneer Tubby na de oorlog reisde, nam hij steevast hetzelfde koffertje mee. Dit bevatte alle belangrijkste documenten van Talbot House en Toc H. Dit koffertje beleefde een heus avontuur in 1926:
In 1926 bracht Toc H Sheffield (o.l.v. C.J. Magrath, destijds Y.M.C.A. Ieper) een grote zaal volk bijeen voor wie ik het woord moest voeren. Door enig oponthoud - mij niet onbekend - kwam ik meer dan een uur te laat. Zij die mij verwelkomden, stonden erop mij naar het podium te leiden via een of andere mysterieuze trap, gebouwd in de dagen dat politiek nog velen bitter stemde en sprekers in geval van nood een geheime uitgang goed konden gebruiken. Ik had geen bagage bij, behalve mijn aktentas. Ooit had ik die eens gekocht toen ik in 1915 met verlof was, en tot die avond in Sheffield had ik daarin elk document van Talbot House en Toc H gedeponeerd. Het koffertje, waarvan één slotje los zat, stak twee keer de Atlantische Oceaan en de Rocky Mountains over, één keer de Stille Oceaan, reisde noordwaarts door Java, landde in Singapore, trok daar de boer op, voer naar Ceylon, kwam op adem in de stofferige zomertreinen in Indië, baande zich een weg door de Rode Zee en het Suezkanaal naar El Kantara, op naar Jeruzalem, dan naar Caïro en naar huis via Trieste. Bovendien had het zowat elke stad en vele dorpen van het Verenigd Koninkrijk bezocht. Het was al die tijd haast een stuk van mezelf geweest. Vrijwel continu had ik het in de hand gehouden. Nu werd het mij afgenomen en in het foyer van de spreker gezet, net achter het podium. Tijdens mijn speech kreeg ik een bang voorgevoel, dat bewaarheid werd toen de bijeenkomst afgelopen was. Nergens nog bleek een spoor van het koffertje te bekennen. Eén of andere onbekende moet mij bij mijn komst zijn gevolgd, helemaal tot boven de geheime trap, was het kamertje van de spreker binnengedrongen en had het koffertje weggenomen in de veronderstelling dat er veel geld in zat.
Die nacht en de volgende dag werd geen enkel middel onbeproefd gelaten om de koffer te vinden. Een politieman zag plots een kleine bruine tas liggen op een hoop sintels midden het turbulente water van een rivier. Ze was totaal onbereikbaar, maar de brandweer van Sheffield laat zich door niets afschrikken. Ze brachten een brandladder naar de nabije brug en lieten aan het verste eind een brandweerman zakken, bengelend aan een touw tot bij de tas. Hij greep het handvat en werd toen zelf de lucht ingehesen. Helaas! Onder deze plotse druk gedroeg het koffertje zich onfatsoenlijk. Het ene slotje begaf het, het deksel viel open en de hele frêle inhoud dwarrelde de stroom in. Zelfs dan nog realiseerden de vriendelijke brandweerlui zich dat misschien nog een en ander kon gered worden. Enkele blaadjes, doorweekt en besmeurd, konden worden opgevist en in de koffer gedumpt.
Vervolgens werden koffer en inhoud in mijn handen geduwd. Ik zou mij ondankbaar getoond hebben, mocht ik van het verlies een groot drama hebben gemaakt. Zo staken er in mijn notitieboekje bijvoorbeeld heel wat sacrale brieven. Verder waren er vele documentjes gekoesterd door dik en dun, in oorlog en vrede, uiteengerafelde stukjes papier waartoe ik in wanhopige momenten mijn toevlucht zocht - alles was weg. Daarbij ook nog een stevige bruine enveloppe met bijna alle originele Australische handtekeningen van de Communicants' Roll in Talbot House. Bijna alle mannen die deze briefjes hadden ingevuld, waren in Vlaanderen gesneuveld en deze barstensvolle enveloppe zou weldra aangetekend worden verstuurd naar Toc H Australië om daar te worden bewaard. Dit alles was nu onherroepelijk verloren. Hadden we toen maar het belang goed ingeschat dat later aan deze vroegste documenten zou worden toegekend, dan waren we er zeker voorzichtiger en verstandiger mee omgesprongen.
De overgebleven blaadjes met namen en adressen van communicanten – zo’n 1500 - werden door een paar van Tubby’s medewerkers op grote bladen gekleefd die dan in twee grote boekdelen werden ingebonden. Daarnaast bleven nog een resem andere documenten met heel wat namen bewaard.
Vanaf 1922, toen Tubby in Londen pastoor van ‘All Hallows by the Tower’ werd, werd het ‘Red Book’ daar in een kluis bewaard. In 1940 werd de kerk echter zo goed als helemaal vernield in de Blitz. Het boek werd op miraculeuze wijze gered, maar liep wel enorme waterschade op door het bluswerk.
Op advies van het Agentschap Onroerend Erfgoed, nodigden we een gespecialiseerde boekenrestaurateur uit om een rapport te schrijven. Dit document van maar liefst 28 pagina’s lijst meer dan 20 verschillende problemen op: aan elkaar plakkende of loskomende pagina’s, scheuren, vlekken, vuil, vingerafdrukken, kromgetrokken bladzijden, een beschadigde boekrug,… De restauratie van dit waardevolle boek zal naar schatting meer dan 100 uur in beslag nemen.
Het ultieme doel van de restauratie is om alle namen en andere waardevolle informatie uit het boek te kunnen halen, te digitaliseren en online beschikbaar te stellen. Alle namen zouden immers worden toegevoegd aan de database van alle ‘Talbotousians’, die op onze website geraadpleegd kan worden en nog wekelijks wordt aangevuld met nieuwe namen.
Bronnen:
- Nolf, K., & Louagie, J. (1998). De eerste halte na de hel: Talbot House, Poperinge. Lannoo.
- Louagie, J. (2015). A Touch of Paradise in Hell. Helion & Company Limited.
- Toc H. (1934). Toc H Journal (Vol. XII).


