Talbotousians Liber Vitae: Frederick Roberts
Redacteur van de Wipers Times
Waarschuwing: weinig biografieën lezen als de zijne…
Frederick John Roberts werd geboren in 1882 in Kilburn, Londen. Zijn voorouders kwamen uit Noord-Wales. Hij was het derde van vier kinderen van Henry en Mary Roberts. Al op veertienjarige leeftijd wilde hij op zee met de Royal Navy, maar zijn familie stak daar een stokje voor. Op zijn zeventiende vertrok hij naar Gibraltar voor militaire training, "naar een army crammer", zoals hij het zelf beschreef. Aan boord ontmoette hij “een dame” die hij omschreef als “een volwassene” en “niet uit zijn wereld”. Hij vertelde hoe hij “tussen hopen golvend ondergoed zijn verlegenheid verloor”.
Op zijn negentiende veranderde hij van koers en vertrok naar Zuid-Afrika om “het diamantenvak van onderop te leren”. Hij was zeer succesvol. Op zijn tweeëntwintigste had hij in Engeland het equivalent van zes miljoen pond op de bank. Daarna voer hij naar Malaya, waar hij een manager van een elektriciteitscentrale ervan overtuigde dat hij ingenieur was. Hij nam een baan aan als ingenieur, leefde heel goed en beleefde allerlei avonturen, zoals de jacht op tijgers.
Op zijn drieëntwintigste trok hij verder naar Borneo en werkte als landmeter voor Post & Telegrafie, waar hij telegraaflijnen aanlegde. Hij wordt erkend als de eerste Europeaan die het land van de koppensnellers volledig doorkruiste. Hij was eigenlijk op zoek naar goud. Vervolgens bracht hij een jaar in Engeland door met terugkerende malaria.
Op zijn vijfentwintigste keerde hij terug naar Zuid-Afrika met De Beers en de diamantvelden. In die periode trouwde hij met Kathleen in Johannesburg. Kathleen verliet Fred na slechts een jaar huwelijk, waardoor hij alleen voor hun jonge zoon moest zorgen. Ze scheidden. Op zijn dertigste werd hij naar Java gestuurd om een oliewinning te onderzoeken.
Op zijn tweeëndertigste, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, voer hij met zijn zesjarige zoon vanuit Zuid-Afrika terug naar Engeland, vastbesloten zich aan te melden voor de oorlog. Aan boord ontmoette hij Katharine, een terugkerende missionaris. Zij had haar verloofde aan malaria verloren.
Fred trad toe tot het Nottingham and Derbyshire Regiment. Dankzij zijn eerdere militaire en technische ervaring klom hij op binnen het 12e Pioniersbataljon. Na de Slag bij Loos werden ze overgeplaatst naar de Ieperboog. Daar, in februari 1916, stuitten Fred en zijn mannen op een drukkerij.
“Wat een drukkerij en wat een plein! Er stonden nog delen van het gebouw overeind, de rest lag bovenop de drukpers. De lettertypes lagen verspreid over het hele landschap; werkelijk het perfecte beeld van wat ‘Kultur’ betekent als het door 5.9-granaten wordt geïnterpreteerd. Eén van onze sergeanten, van nature een optimist en in een vorig leven drukker, zei dat hij de pers kon laten drukken als een paar licht inzetbare mannen kon krijgen om hem te helpen. Hij kreeg ze, en hield woord – binnen drie of vier dagen bracht hij me een voorbeeld van zijn handwerk. Papier was schaars, inkt in overvloed – alles behalve ‘copy’. Omdat geen van ons schrijvers waren, schreven we gewoon op wat er in ons opkwam. Om het ontstaan van de krant te begrijpen, moet je je Wipers in die vroege dagen van 1916 voorstellen. Overdag leefden we in ondergelopen kelders vol met ratten, ’s nachts in Hooge. Er viel weinig positiefs te zeggen over dat bestaan.”
Fred stelde zichzelf aan als redacteur en zijn ondergeschikte Jack Pearson als eindredacteur. Beiden werden bevorderd en kregen het Military Cross voor het einde van de oorlog. In 1918, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, overleefde Fred ternauwernood de grote grieppandemie. Hij schreef geen memoires over zijn oorlog, ondanks het publiceren van 23 edities van de Times. Opmerkelijk? Of misschien ook niet…
Volgens zijn familie had Fred levendige herinneringen aan zijn bezoeken aan Talbot House.
Fred en Katharine trouwden op 10 februari 1917 tijdens een zeer kort verlof uit Vlaanderen. Katharine zorgde voor Freds zoon Bill en kreeg kort na de oorlog nog drie kinderen met Fred.
Toen Fred herstelde van de Spaanse griep, kon hij moeilijk aarden. Daarom was hij blij dat hij door de Britse regering werd ingezet. Zijn connectie was niemand minder dan Winston Churchill, die hij aan het front bij Ieper had ontmoet. Hij werd naar de pas opgerichte Sovjet-Unie gestuurd om Trotski en Lenin te overtuigen de Russische kroonjuwelen aan Groot-Brittannië te verkopen. De missie mislukte, en de juwelen werden enkele jaren later voor een veel lager bedrag aan de VS verkocht. Fred had een grote kennis van edelstenen.
Op zijn vierenveertigste nam hij deel aan een expeditie met zijn beste vriend naar Brits-Guiana op zoek naar diamanten en goud. Zijn vrouw en vier kinderen bleven in Londen achter. Zijn beste vriend stierf aan zwartewaterkoorts tijdens de expeditie. Op zijn zesenvijftigste overleed Katharine aan een longembolie. Ze was betrokken geraakt bij een auto-ongeluk en had een gebroken been, waardoor ze lange tijd immobiel was.
Tegen die tijd waren de kinderen bijna volwassen. Op zijn zevenenvijftigste, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, en gebroken door het verlies van Katharine, vertrok hij met de Queen Mary naar New York om een nieuw hoofdstuk te beginnen.
Hij was diep teleurgesteld toen hij op basis van zijn leeftijd meerdere keren werd geweigerd om dienst te nemen in de Tweede Wereldoorlog. Zijn kennis van terreinen waar hij had gemijnd, werd echter gebruikt bij het aanleggen van geallieerde vliegvelden. President Roosevelt was in die tijd een van zijn contacten.
Op zijn achtenzestigste trouwde Fred met de Amerikaanse Irma. Ze woonden in de VS en daarna in Canada. Irma schreef kinderboeken samen met hem en zij was degene die Freds memoires uittypte – die echter nooit als publicabel zijn beschouwd.
Ze reisden meerdere keren naar Engeland. Tijdens zijn laatste reis daarheen, op zijn zevenenzeventigste, dineerde hij twee keer met Winston Churchill op Chartwell. Ze kenden elkaar al sinds de Eerste Wereldoorlog.
In 1964 overleed Fred op tweeëntachtigjarige leeftijd in Toronto. Zijn as werd naar Engeland teruggebracht en bijgezet op Brookwood Cemetery in Surrey.
Ze ontmoette hem slechts één keer, toen ze negen jaar oud was:
“Ik herinner me hem als een imposante figuur met grote borstelige wenkbrauwen die op en neer bewogen. Hij kwam op mij ouderwets over. Hij droeg een formeel pak op een hete zomerdag. Toen hij zich voorover boog om mijn kleine zusje te kussen, raakte hij haar schouder met zijn brandende sigaret – in elk opzicht een man van zijn tijd.”
Haar moeder, Freds oudste dochter, was dol op hem en noemde hem in brieven liefkozend “mijn allerliefste Pops”. Ze vond hem liefdevol, grappig en moedig. Anderen beschreven hem als onbevreesd, buitengewoon gul, toegewijd aan zijn familie en een loyale vriend. Hoewel hij vaak van huis was, zorgde hij bij zijn thuiskomst – als hij “goed in de slappe was zat” – voor uitjes, picknicks en veel plezier. Zijn vrouw Katharine zei dat het gezinsleven “ofwel armoede ofwel overvloed” was, maar ze wist dat hij altijd trouw aan haar zou blijven.
Fred Roberts was een man van vele reizen. Hij bracht veertig jaar van zijn leven door op zoek naar diamanten, goud en avontuur. Een ontembare avonturier en enorme waaghals. Hij vergaarde fortuinen – en verloor ze weer.
Talbot House kon in juni 2025 alle 23 exemplaren die Fred Roberts in zijn bezit had van zijn familie verkrijgen. Ze vonden dat ze weer thuis moesten komen, bij Talbot House, waar Fred zielsveel van hield.
Bronnen:
Westhorp, C. (2018). The Wipers Times: The Famous First World War Trench Newspaper. Osprey Publishing




