De aankoop van 'de Pool of Peace'
Tussen de velden van Wijtschate ligt een plek die ooit door oorlogsgeweld werd gevormd, maar nu symbool staat voor stilte en herinnering: de Pool of Peace. Deze indrukwekkende mijnkrater heeft ook een bijzondere band heeft met Talbot House. Het verhaal begint op 2 september 1929, wanneer Tubby en enkele leden van Toc H tijdens een pelgrimstocht toevallig halt houden bij de krater van Sint-Elooi. Dit was een van de negentien kraters uit de Tweede Slag om Mesen. Zonder het te beseffen, zijn ze getuige van het ontstaan van een idee dat uiteindelijk zou leiden tot de aankoop en bescherming van dit unieke stukje landschap.
Hier is Barkis' verslag van dat bezoek:
De groep kon zich niet losrukken van een tafereel dat met de seconde mooier werd. De middag was voorbij en de zon begon onder te gaan in een glorie van gouden wolken boven het landschap en de lage Vlaamse heuvels. Terwijl ze op de oostelijke rand van deze stille vijver zaten, keken ze naar onstuimige golven op het wateroppervlak, omlijst door groene biezen. Ze bleven kijken tot de kleuren uit de lucht wegtrokken en de reflectie van de eerste ster in het water beefde. Aan het einde van een dag vol met beelden en verhalen van het slagveld maakte de rustige schoonheid van dit tafereel deze kleine groep stil en diep ontroerd. Wanneer Tubby weer sprak, was dat om te beloven dat deze plek permanent beschermd zou moeten worden, als men daar de middelen voor kon vinden.
Dit resulteerde in de volgende brief van Tubby aan The Times:
DE LAATSTE KRATER IN SINT-ELOOI
AAN DE REDACTEUR VAN THE TIMES
Meneer, Moeder Natuur heeft iets prachtigs gedaan in Vlaanderen. De laatste en grootste krater in Sint-Elooi is een vijver van zeldzame perfectie geworden. De krater is omrand met fluisterende biezen en de herfsthemel blikt neer in de grijze diepten als op de bron van de tranen van vele moeders. Mannen van twee rassen liggen hier te rusten. De andere kraters van deze verschrikkelijke reeks zijn ondertussen opgevuld en zijn akkerland geworden. Hier dreigt hetzelfde lot. De rand van aarde die ooit de Duitse frontlijn was, zal nu de krater weer opvullen. Het reeds ingenomen gebied toont wat Moeder Natuur verstandig verborgen had. Kan er geen halt gecommandeerd worden om die 8092 km² over te kopen? Zo kan het gebied precies zoals het is, bewaard worden met enkele zorgvuldig uitgekozen bomen om het te beschutten.
Er zijn nog nauwelijks plekken nabij Ieper die onverstoord blijven, weg van de claxons en de commerciële souvenirs. Hier is een vijver van vrede, waar de toorn van de mensheid de lof van God is.
Hoogachtend,
P. B. CLAYTON
All Hallows Porchroom, Byward-street, E.C.3. Londen
Op 19 september verscheen er een erg mooie foto van op de fotopagina van die krant. Een van de fotografen is speciaal naar daar gegaan om die foto te nemen. De foto was getiteld 'Een Pool of Peace: de laatste krater in Sint-Elooi'. Sir Charles Wakefield reageerde snel op Tubby's oproep met het voorstel om de krater te kopen. Majoor Slessor werd naar België gestuurd om te zien hoe het daar was.
Spanbroekmolenkrater
De IWGC (Imperial War Graves Commission) adviseerde meteen tegen de krater in Sint-Elooi, een gehucht dicht bij het dorp Voormezele. De krater lag aan een verbinding van twee landwegen en het gevaar bestond dat ze die zouden opvullen en dat erop gebouwd zou worden. Zorgvuldig onderzoek toonde aan dat de Spanbroekmolenkrater, die aan de Spanbroekmolen in Wijtschate lag, een betere optie was. Die was niet alleen groter en meer afgelegen dan de krater in Sint-Elooi, maar vanop de hoge rand had men ook een prachtig 360 graden uitzicht. Het omliggende landschap strekt zich uit van de Franse grens achter de Kemmelberg tot aan de torenspitsen in Ieper. Op Wapenstilstand verscheen een foto van de krater in The Times. Meneer Verwilghen, commissaris van de Verwoeste Gebieden, had aan het einde van het jaar al een landeigenaar overtuigd om 3 percelen in en aan de rand van de krater te verkopen voor 2 500 frank. Die eigenaar was het Comité voor het Algemeen Welzijn van Wulvergem. Het comité vond het 'een buitengewone kans om een stuk land, dat voor het begin van de oorlog bijna niets waard was, te verkopen aan het dubbele van de prijs.'
Het grondplan van de opzichter toonde aan dat het getroffen gebied een lapjeswerk van 18 stukken land van 9 verschillende eigenaars omvatte. De onderhandelingen voor de aankoop ervan werden hoofdzakelijk geleid door majoor Arthur Ingpen, de grond- en juridisch adviseur voor de IWGC in België en Frankrijk. Deze onderhandelingen zouden lang en moeilijk blijken. Sommige grondbezitters woonden in andere delen van het land en moesten, al dan niet vrijwillig, overtuigd worden om akkoord te gaan met een verkoop aan een vreemde. Bovendien was er heel wat bureaucratie die verwerkt moest worden. De notaris van Lord Wakefield moest een volmacht verstrekken aan majoor Slessor en die moest vertaald worden naar het Frans door een beëdigd vertaler verbonden aan een Brusselse rechtbank. De aktes van verkoop moesten ook gedeeltelijk naar het Frans, naar het Engels en in één geval naar het Nederlands vertaald worden. Het maakte de advocaten van Lord Wakefield alleszins erg nerveus. Op een gegeven moment weigerde Slessor om rechtstreeks met hen te communiceren 'omdat hun onbeleefdheid niet te houden was'. Hij verkoos duidelijk om zaken te doen met Mijnheer zelf.
Ondertussen had de majoor nagedacht over de indeling van het hele gebied. Op 15 mei 1930 ging hij lunchen met luitenant-kolonel Heaton Robinson, de directeur van Openbare Werken bij de IWGC, en met sir Edwin Lutyens, een van de voornaamste architecten bij de IWGC. Die laatste beloofde om 'het ontwerp van de Spanbroekmolenkrater als Pool of Peace kosteloos op zich te nemen'. Slessor zou hem meenemen naar de krater nadat de architect terugkeerde van de Verenigde Staten en op termijn zou hij Lutyens' plannen aan Tubby voorleggen ter goedkeuring. Voor zover we weten, is niets hiervan werkelijkheid geworden.
Midden november werd Lord Wakefield ingelicht dat alle eigendomsoverdrachten voor het einde van het jaar klaar konden zijn om ondertekend te worden en dat het dan aan hem was 'om te beslissen wie de uiteindelijke eigenaars zouden worden, of het nu aan de natie, aan de IWGC of misschien aan Toc H aangeboden zou worden'. Dat suggereerde dat 'de Vereniging die the Old House voor Toc H in bewaring houdt, in dat laatste geval de Pool of Peace op een gelijkaardige manier zou kunnen verkrijgen'. Mijnheer besloot vervolgens dat de Talbot House Association de beste eigenaar zou zijn.
Op 23 maart 1931 werd de verkoop van 15 stukken land eindelijk afgerond in het kantoor van notaris André Camerlynck in Passendale met majoor Slessor die namens Lord Wakefield optrad. Dat ontketende blijkbaar veel (vroegtijdig) enthousiasme. De kranten die de heropening van Talbot House twee weken later rapporteerden, vermeldden namelijk ook dat Lord Wakefield 'de Spanbroekmolenkrater als een Pool of Peace aan Toc H aangeboden' of zelfs 'gegeven had'. Toch moesten er nog drie transacties afgerond worden. Twee ervan gingen door op 8 juni met majoor Ingpen, de vertegenwoordiger van Lord Wakefield. Die laatste zou nog hoofdpijn opleveren...
Ondertussen had de Talbot House Association de overdracht van de krater toegezegd op voorwaarde dat noch het onderhoud, noch de administratie hen iets zou kosten en dat Toc H hen ook groen licht zou geven. Op zijn beurt liet Toc H weten dat het ook van elke aansprakelijkheid ontbonden wou worden. Er werd een jaar lang geen verdere vooruitgang geboekt. Na overleg met Tubby, nam majoor Slessor op 16 december 1932 uiteindelijk contact op met Lord Wakefield. Hij raadde hem ten stelligste aan om de kwestie eens en voor altijd te af te handelen en hij herinnerde hem eraan dat successierechten betaald zouden moeten worden als hij zou sterven. Kortom, het gebied van de Spanbroekmolenkrater van ongeveer 44 515 km² heeft hem 53 436 frank (€ 360) gekost. Tegelijkertijd vroeg Slessor hem om 'een kleine gift van zo'n € 583 voor de krater' te overwegen. Hij nam aan dat het algemene onderhoud ongeveer € 23 per jaar zou kosten. Uiteindelijk vroeg hij toestemming om de kost van de krater op een maximum van € 87 in te perken. Hij stelde wel voor om de indeling van het gebied te laten zoals ze was.
Uiteindelijk was de dag aangebroken. Op 1 april 1933 was majoor Slessor namens Mijnheer in het kantoor van notaris de Cock. Hij verkocht de krater voor een symbolische frank aan de Talbot House Association, die vertegenwoordigd werd door advocaat Arthur Butaye. De absolute voorwaarde was 'om de krater als een oorlogssite te beschermen voor het nageslacht. Zo zouden zowel pelgrims als reizigers een idee hebben van de grote veldslagen die plaatsvonden op de locatie waar het heldhaftige Britse leger zich had onderscheiden'. De regering moest nogmaals moeite doen aangezien ze ook nog handtekeningen nodig hadden van de Belgische ambassadeur en van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken.
Nochtans lijkt het alsof er een kwestie nog niet volledig afgehandeld was. Twee maanden nadat de overdracht was afgerond, ontving majoor Slessor een brief van de gemeente Wijtschate. Daarin stond dat ze de afgeschermde krater gevonden had en dat de vooroorlogse weg, die hun eigendom was, zich in het afgesloten gebied bevond. De gemeente stelde voor dat de Talbot House Association het gebied van haar zou overkopen. Majoor Slessor ontplofte en vroeg aan Arthur Butaye om een antwoord op te stellen waarin hij zei dat het erg dwaas zou zijn om dat te proberen. De omheining was daar geplaatst om het vee buiten te houden en iedereen die wou kon via de poort toegang krijgen tot het gebied. Daarnaast merkte hij op dat 'de oude weg vele meters onder water ligt en dat ze ernaar kunnen duiken als ze dat wensen'. Butaye antwoordde uiteindelijk op een tactvollere manier. Hij zei dat de Talbot House Association het eigendomsrecht van de gemeente niet ontkende en dat ze zeker recht zou hebben op een oorlogsschadevergoeding voor de vernielde weg. Hij vroeg of ze bereid was om haar eigendomsrecht voor een symbolische 25 frank te verkopen aangezien het eigendom voor haar toch volledig waardeloos was. Butaye contacteerde op hetzelfde moment de secretaris van de Talbot House Association, bankier Etienne Boucquey. Hij vroeg aan hem om ervoor te zorgen dat hij op de komende algemene vergadering de volmacht zou krijgen om in geval van nood het deel van de weg in hun naam te kopen. Hij voegde toe dat 'de grondbezitters al meer dan genoeg van Lord Wakefield geprofiteerd hebben en dat de gemeente niet mocht veronderstellen dat ze hetzelfde zou kunnen doen. Indien ze dat wenste, kon de gemeente haar strookje water zelf houden, afschermen en erin baden.' Er werd niets meer over gehoord en dat was het einde van deze kwestie.
Kort nadat alles beklonken was, verwoordde Barkis op prachtige wijze zijn gedachten:
De Spanbroekmolenkrater moet een rustige, afgelegen plek blijven zolang Moeder Natuur en de welwillendheid van de mens het toestaan. Het blijft een echte Pool of Peace waarvan het water de tekenen van het geweld van de mensheid diep wegstopt en de heldere middaghemel, de zonsondergang en de sterren reflecteert. De setting is er een van prachtige rijkdom en vruchtbaarheid die vernietigt elk spoor van de gemartelde terreinen vernietigt. Er werd ooit met veel standvastigheid en pijn voor de terreinen gevochten: 'de toorn van de mensheid wordt tot het lof van God gekeerd.' Het stoffelijke overschot van een oude vriend en een oude vijand wordt samengevoegd binnen de ruwe omwalling waardoor het omheind wordt. Het is een goede plaats waar nieuwe vrienden elkaar kunnen ontmoeten, rekening houdend met de prijs die betaald is door degenen die hen voorgingen of met het nalatenschap van de plicht die ze zelf moeten vervullen.
De krater, van meet af aan bekend als de Pool of Peace, wordt op 2 juni 1992 als monument beschermd. Soldaten die hier streden, zullen wellicht nooit vermoed hebben dat jaren na de catastrofale ontploffing het gebied een oase van vrede en rust zou worden. De natuur heeft op schitterende wijze het litteken van de oorlog weten te helen.
Graag bedanken we de studenten Business Translation & Interpreting van UCLL (Leuven) en hun docente Eline Delauré voor bovenstaande vertaling.
Bronnen:
Louagie, J. (2024), The Pilgrim’s Way - Talbot House in the interwar period